Bij pensioen gaat het eigenlijk om twee dingen: hoe organiseren we een goed pensioen en hoe leggen we het uit? Aan het eerste wordt al jaren hard gewerkt: het pensioen wordt gemoderniseerd om het beter bestand te maken tegen toekomstige schokken. Gelukkig krijgt het tweede de laatste tijd ook meer aandacht: sociale partners, het ministerie van SZW, het AFM, ieder is op zijn eigen manier bezig met het item pensioencommunicatie.
Het UPO
Onlangs verscheen een interessant paper bij het onderzoeksnetwerk Netspar over pensioencommunicatie. Auteurs Charlotte Kuiper, Arthur van Soest en Cees Dert beschouwen de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp en ontwikkelen op basis daarvan een voorstel voor een nieuw Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Want hoewel de introductie van het UPO in 2008 een grote stap voorwaarts is geweest in de communicatie van pensioenfondsen met hun deelnemers, is niet alles aan het UPO perfect: het UPO wordt niet altijd gelezen, het wordt niet altijd begrepen en het is niet altijd relevant.
Onzekerheden
Het voorstel van de onderzoekers geeft ruim baan aan de onzekerheden rondom pensioen. Concreet stellen ze voor dat het pensioenfonds drie mogelijke uitkomsten presenteert. Naast de waarschijnlijke uitkomst is dat een uitkomst voor als het meezit en een voor als het tegenzit (de laatste twee uitkomsten omspannen bijvoorbeeld een 95 procent betrouwbaarheidsinterval). Daarnaast wordt het overzicht meer op de deelnemer toegesneden: de gerapporteerde bedragen luiden in netto termen en worden afgezet tegen het huidige salaris van de werknemer en tegen het pensioen van referentiegroepen. (Waarom niet gecorrigeerd wordt voor inflatie in het voorstel, is me een raadsel, maar dit even terzijde).
Vier pijlers
De ruimte die wordt gegeven aan onzekerheden doet me deugd. Het doet me terugdenken aan mijn voorstel uit 2011 voor een nieuw UPO. Maar ik zie ook een probleem. De spreiding van uitkomsten van mijn aanvullend pensioen zegt me niet zo veel over de spreiding van uitkomsten van mijn totale pensioeninkomen. Dit geldt vooral als het pensioen uit de tweede pijler maar een fractie is van het pensioen uit vier pijlers. Dit argument is niet op alle deelnemers van toepassing, maar wel op de groep met hoge inkomens én de groep met lage inkomens; bij elkaar genomen toch geen klein geheel. Moeten pensioenfondsen dergelijke informatie dan maar buiten het UPO houden? Nee, dat zeker niet. Maar laat ze aan de gepresenteerde uitkomsten expliciet een disclaimer toevoegen en deelnemers doorverwijzen voor een totaaloverzicht.
Gedesinteresseerde deelnemers
Daarnaast zie ik nog een probleem: “You can lead a horse to water, but you can’t make it drink.” Wellicht is een van de redenen dat het UPO slecht gelezen wordt, dat deze informatie deelnemers maar matig interesseert. De vraag is of dat anders zal gaan worden wanneer we pensioenfondsen verplichten nog meer informatie in het UPO te gaan opnemen. Het toevoegen van uitkomsten in goede en slechte scenario’s, in netto termen, afgezet tegen het huidige salaris en tegen de uitkomsten van referentiegroepen; het zal de gedesinteresseerde deelnemer niet over de streep trekken. Naar mijn idee zou er juist meer initiatief bij de deelnemer moeten worden gelegd. Het pensioenfonds verschaft ongevraagd de basisinformatie; de uitwerking daarvan tot een completer beeld komt er echter pas op uitdrukkelijk verzoek van de deelnemer. Op deze manier wordt de informatie alleen verstrekt aan diegenen die echt geïnteresseerd zijn.
Passief
Het is waar, de gemiddelde deelnemer aan pensioenregelingen is passief. Dat wil niet zeggen dat we hem passief moeten houden.