Recessie en groei

Recessie

De meest recente raming van het Centraal Planbureau is duidelijk: “De Nederlandse economie verkeert in recessie. De Nederlandse economie groeit in 2011 nog met 1½%, maar krimpt in 2012 met ½% punt.”[1] Geen fraai perspectief, maar ook niet compleet onverwacht. Bovendien is het vooruitzicht meer onzeker dan anders, aangezien onduidelijk is hoe de Europese schuldencrisis verder zal verlopen.

De economische crisis waarin de Nederlandse economie sinds 2009 verkeert, is niet uniek, integendeel: crises en booms zijn inherent aan kapitalistische economieën. Robert Barro en José Ursúa bestudeerden de ontwikkelingen in 36 landen in de jaren tussen 1870 en 2006 en definieerden een crisis als een teruggang van het bruto binnenlands product (BBP) van gecumuleerd 10% of meer.[2] Ze telden er maar liefst 152!

Maar voor Nederlandse begrippen heeft deze crisis wel degelijk iets unieks. Nooit eerder na de Grote Depressie van de jaren dertig was er zo’n sterke teruggang van economische groei te constateren. In de jaren vanaf 1950 tot 2009 werd slechts drie keer eerder een daling van het BBP geregistreerd: in 1958, 1981 en 1982 daalde dit met1%. Dat zijn kleine cijfers vergeleken met de teruggang in BBP in 2009: 3½%. Tegelijkertijd doet het beeld van vrijwel voortdurende groei je beseffen dat de crisis van vandaag er een is van een beetje minder meer. De crisis van 2009 bracht het BBP terug op het niveau van ongeveer anderhalf jaar eerder en ik kan me niet herinneren dat de Nederlander toen in bittere armoe leefde.

De impact van de crisis op de arbeidsmarkt is groot. In 2008 was de werkloosheid nog slechts 3,1% van de beroepsbevolking. Het werkloosheidscijfer steeg daarna in drie jaar tijd met zo’n 50% tot 4,5%. Voor 2012 verwacht het CPB een nog verdere oploop tot 5,3%. Maar ook deze cijfers zijn relatief. In het eurogebied en dat van de EU is de werkloosheid maar liefst twee keer zo hoog: 10,4 respectievelijk 9,9%. En de cijfers van de grotere probleemlanden spreken helemaal boekdelen: in Griekenland komt de werkloosheid uit op 19,2%, in Spanje op 22,9%.

Groei

Meer dan ooit heeft Europa nu behoefte aan economische groei. Reikhalzend wordt daarom gekeken naar de andere economische blokken in de wereld. Het is echter beter als Europa zich niet afhankelijk maakt van anderen en zelf een groeistrategie ontwikkelt. Wat houdt dat in?

Laten we de tekstboeken er eens bij nemen. Volgens de theorie van economische groei is groei de resultante van de inzet van meer productiefactoren zoals arbeid en fysiek kapitaal en van technologische vooruitgang. Groei kan dus langs drie wegen worden georganiseerd.

De eerste is een grotere inzet van arbeid. Dat wordt bereikt door de arbeidsparticipatie te verruimen, bijvoorbeeld door een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Het kan ook door de investeringen in scholing en opleiding op te krikken. Verder kan ook een aanpassing van de sociale zekerheidsregelingen helpen de arbeidsparticipatie op een hoger niveau te brengen.

De tweede weg betreft een grotere inzet van fysiek kapitaal. Dat betekent meer investeringen, in machines en in gebouwen. De overheid kan de voorwaarden scheppen voor een gunstig investeringsklimaat, door de druk van belastingen en sociale premies te verlagen of de druk van regelgeving. Ze kan ook haar eigen investeringen opvoeren of heil zoeken in een combinatie van de twee (publiek-private samenwerking).

De derde weg is die van de technologische vooruitgang. Vergroting dus van het volume van investeringen in research and development. Ook hierbij kan een verbetering van het investeringsklimaat behulpzaam zijn.

Bezuinigingen

De Nederlandse regering is op zoek naar bezuinigingen. Dat is logisch. De overheidsfinanciën waren al langer problematisch vanwege de vergrijzing van de bevolking. De crisis heeft dit probleem verder aangescherpt. De theorie van economische groei leert op welke posten niet bezuinigd moet worden, wil een beleid van bezuinigingen de economische groei in de toekomst niet in de weg staan.

[1] CPB Policy Brief 2011/13, Decemberraming 2011: economische vooruitzichten 2012.
[2] Barro, R.J. and J.F. Ursúa (2008), “Macroeconomic Crises since 1870,” Brookings Papers on Economic Activity, Spring, pp. 255–335.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *