Stoere taal over monetair beleid

Het wil maar niet vlotten met het economisch herstel. Nu zijn het weer dalende olie- en grondstoffenprijzen die roet in het eten hebben gegooid. Het IMF en de OESO hebben inmiddels de groeiverwachtingen voor de wereldeconomie voor 2016 naar beneden bijgesteld. Parallel hieraan laten ook de inflatieverwachtingen een omslag zien. Eurostat rapporteerde zelfs een deflatie van 0,2 procent in de maand februari.

Uitbreiding van quantitative easing
Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank (ECB), zal niet aarzelen om zo nodig de politiek van quantitative easing (QE) uit te breiden, zo meldde hij 15 februari in het Europees Parlement. Dat is stoere taal. Maar is uitbreiding van het beleid van QE wel een heldendaad? Anders dan bij het uitgaven- of belastingbeleid van een nationale overheid behoeft het monetaire beleid van de ECB geen parlementaire goedkeuring. En anders dan uitgaven- of belastingbeleid heeft monetair beleid betrekkelijk weinig voorbereiding nodig. Wet- en regelgeving hoeft niet te worden aangepast; enkel het aantal financiële transacties moet worden uitgebreid, wat oneerbiedig gezegd neerkomt op wat extra muisklikken.

De baten van quantitative easing
Belangrijker dan het taalgebruik is echter het beleidsvoornemen zelf. Daar kunnen twee kanttekeningen bij worden geplaatst. De eerste betreft de baten van QE. Volgens Draghi zijn deze groot: de helft van het economisch herstel in de eurozone in 2014 en 2015 is toe te schrijven aan het ECB-beleid, zo zou blijken uit berekeningen van de ECB. Dat is mooi. Het lijkt echter in strijd met wat we observeren: inflatie en economische groei laten bepaald geen omslag zien sinds de centrale banken in het kader van QE obligaties zijn gaan opkopen. Nu zegt een dergelijke observatie niet zoveel: dat de inflatie niet is aangetrokken en de economie niet harder is gaan groeien kan met andere factoren te maken hebben. Om zeker te kunnen stellen dat het beleid van de ECB ineffectief is geweest, zullen we moeten vertrouwen op econometrisch onderzoek.

Econometrisch onderzoek
Maar dergelijk onderzoek wordt gehinderd door beperkte data. Het QE programma van de ECB is pas vorig jaar maart ingezet. Dat is veel te kort om met econometrisch onderzoek robuuste resultaten te kunnen vinden. Vergelijkend onderzoek is ook schaars; wereldwijd betreft QE een nieuwe vorm van monetair beleid. De Bank of Japan introduceerde het in 2001 en de Fed, de Bank of England en de ECB pas na de financiële crisis van 2007/2008. Wat vinden de weinige econometrische onderzoeken naar QE? Onderzoek naar het beleid van de Bank of Japan stelt dat het effect van het Japanse QE beleid op de geaggregeerde vraag en de prijzen beperkt is geweest. En onderzoek naar het QE beleid in 2009 en 2010 van de Bank of England indiceert eveneens kleine effecten: het BBP kwam hooguit 1,5 procent hoger uit en de inflatie niet meer dan 1,25 procentpunt. Van Marle en De Vries concluderen op basis van hun analyse van het beleid van de ECB dat QE nu nog geen zichtbaar effect op het BBP van de Eurozone kan hebben.

De kosten van quantitative easing
De tweede kanttekening betreft de kosten van QE. Lage rentes betekenen in de gehele Eurozone een vermindering van kapitaalinkomens en ruimte voor consumptieve bestedingen. In Nederland geldt dit wellicht nog sterker dan elders vanwege het grote aandeel van contractuele besparingen in de economie. En lage consumptie draagt natuurlijk niet bij aan economisch herstel. Bovendien maken de lage rentes investeren in financiële titels met lage risico’s zoals obligaties dusdanig weinig aantrekkelijk dat beleggers op zoek gaan andere titels zoals risicovolle aandelen. Dat vergroot het risico van zeepbellen op deze aandelenmarkten, een verschijnsel dat we met de recente crisis in het achterhoofd liever niet zien optreden (zie ook de waarschuwing van de Bank for International Settlements). Een derde probleem van lage rentes zit bij de nationale overheden. Deze kunnen niet anders dan constateren dat het aangaan van schulden goedkoper is geworden. Het gevolg is dat de vermindering van overheidsschulden stagneert of zelfs omslaat in extra schuldvorming. Ook daar zitten we, de crisis indachtig, niet echt op te wachten.

Besluit
10 maart aanstaande vergadert het bestuur van de ECB. Laten we hopen dat niet stoere taal, maar een inschatting van kosten en baten als basis wordt genomen voor een besluit over uitbreiding van quantitative easing.

Voor wie geen blog wil missen, like mijn facebook pagina Rekenen Aan Vergrijzing!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *