De stelselherziening in 2006 beoogde de concurrentie tussen zorgverzekeraars aan te wakkeren.[1] Met als doel kostenbeheersing en kwaliteitsverhoging. Afgaande op de kostenexplosie die zich sindsdien in de zorg heeft voorgedaan, lijkt de operatie niet geheel succesvol verlopen. De vraag is daarbij wel of dit het gevolg is van te veel of te weinig concurrentie.
Van concurreren naar samenwerken
Volgens het regeerakkoord wil het kabinet-Rutte II een accentverschuiving aanbrengen van concurreren naar samenwerken. De sleutelrol die verzekeraars spelen wordt daarbij wel in stand gehouden. Ik lees verschillende passages in het regeerakkoord echter vooral als een voortzetting van het beleid van minister Schippers in Rutte I om de zorg concurrerender te maken.
Regeerakkoord
Blader maar even met me mee door het regeerakkoord:
- Het systeem van nacalculatie wordt afgeschaft; in 2015 zijn zorgverzekeraars volgens plan volledig risicodragend
- De basisverzekering krijgt de vorm van een naturapolis. Daarmee wordt het voor verzekeraars gemakkelijker om zorg die is verschaft door niet-gecontracteerde zorgaanbieders, niet te vergoeden
- Winstuitkering in de zorg wordt onder voorwaarden mogelijk; zorgverzekeraars mogen voortaan een minderheidsbelang verwerven bij zorgaanbieders.
Stuk voor stuk maatregelen die de concurrentie tussen zorgverzekeraars kunnen intensiveren.
Nominale premie
Maatregelen op het gebied van de financiering van de zorg kregen de afgelopen week erg veel aandacht. De zorgtoeslag verdwijnt, de rol van de nominale premie in de financiering van de zorg wordt kleiner en de rol van de inkomensafhankelijke premie daarin wordt groter. Deze maatregelen hebben consequenties voor de inkomensverdeling en de arbeidsmarkt. Maar beperken ze ook de concurrentie tussen verzekeraars? Dat is maar de vraag. Als de ene verzekeraar de basisverzekering 200 euro goedkoper aanbiedt dan de andere verzekeraar, maakt het voor een rationele consument niet uit of de nominale premie gemiddeld 1200 of 400 euro bedraagt. Een keuze tussen premies van 1300 en 1100 euro is gelijk aan een keuze tussen premies van 500 en 300 euro.
Te simpel
Misschien is deze vergelijking echter te simpel. Bij een veel groter prijsverschil tussen de goedkopere en de duurdere verzekeraars kan er wel een verschil optreden; verzekeraars zullen immers niet gauw een negatieve premie gaan heffen. Het voorstel van het regeerakkoord kan dan wel degelijk de concurrentie verminderen. Een ander aspect is dat consumenten wellicht niet zo rationeel zijn als hierboven verondersteld en alleen polissen vergelijken als daar veel geld mee is gemoeid. Als dit zo is, zullen consumenten ten gevolge van de maatregelen uit het regeerakkoord minder kritisch worden. Ook dit beperkt de concurrentie. Het tegenovergestelde effect treedt op als consumenten geen oog hebben voor alle premies die zij via het loonstrookje afdragen. In dat geval zullen consumenten juist kritischer worden en de concurrentie bevorderen. In de huidige situatie valt er immers maar 15% voordeel te behalen door de dure verzekering uit ons voorbeeld in te ruilen voor de goedkope verzekering (€200/€1300); in het voorstel van het regeerakkoord is dit voordeel flink hoger: 40% (€200/€500).[2]
Uitruil
De in het regeerakkoord voorgestelde uitruil tussen zorgtoeslag, inkomensafhankelijke premie en nominale premie heeft effect op de inkomensverdeling en de arbeidsmarkt. Het is echter te simpel om te stellen dat het de concurrentie tussen zorgverzekeraars zal doen verdwijnen.