Overheidsschuld groter dan 90% van het BBP is schadelijk voor economische groei. Dit resultaat van onderzoek van de economen Carmen Reinhart en Kenneth Rogoff heeft in korte tijd een enorme bekendheid verworven. Maar Thomas Herndon, Michael Ash en Robert Pollin laten nu zien dat in de berekeningen ten behoeve van het onderzoek fouten zijn gemaakt en dubieuze veronderstellingen. Met zichtbare invloed op de resultaten. Wat is de betekenis van deze affaire voor het aanzien van de twee economen, dat van de economische wetenschap en voor onze kennis over de relatie tussen schuld en groei?
Het onderzoek
Reinhart en Rogoff hebben voor hun onderzoek een indrukwekkende dataset geconstrueerd voor 44 landen over een tijdsspanne van 200 jaar. Ze delen hun land-jaar data in vier categorieën in: data welke corresponderen met een schuldquote tussen de 0 en 30% BBP, tussen de 30 en 60% BBP, tussen de 60 en 90% BBP en hoger dan 90% BBP. De corresponderende cijfers van gemiddelde jaarlijkse economische groei zijn 4,1%, 2,8%, 2,8% respectievelijk -0,1%. Reinhart en Rogoff concluderen hieruit dat wanneer de overheidsschuld over de 90% van het BBP heen schiet, het land in kwestie een fors lagere economische groei tegemoet kan zien. Een resultaat dat de twee hebben gebruikt om te waarschuwen tegen een buitensporige accumulatie van overheidsschuld.
De affaire
Het trio dat het onderzoek van Reinhart en Rogoff onder de loep heeft genomen, komt met drie bevindingen: i) door een fout in de programmeercode zijn vijf landen niet in de analyse meegenomen ii) om wat voor reden dan ook zijn enkele data die hoge overheidsschuld combineren met hoge economische groei niet meegenomen iii) de data worden op onconventionele wijze gewogen. Correctie voor deze fouten brengt de reeks groeicijfers op 4,2%, 3,1%, 3,2% respectievelijk 2,2%. In een reactie hebben Reinhart en Rogoff de eerste fout toegegeven. Voor het overige gaan ze niet inhoudelijk op de kritiek in. Ook nemen ze afstand van de claim van de drie dat hun conclusies zouden veranderen. In de ogen van Reinhart en Rogoff blijven de conclusies van hun onderzoek fier overeind.
Onderzoeksresultaat
Hoe je dat laatste beoordeelt, hangt af van de bril die je opzet. De jaarlijkse groei in landen met een schuld boven de 90 procent van het BBP is volgens de critici niet -0,1 procent, zoals gevonden door Reinhart en Rogoff, maar 2,2 procent. Dat is een behoorlijk forse bijstelling, kwantitatief én kwalitatief (van krimp naar groei). Vergeleken met de economische groei in landen met een overheidsschuld lager dan 90 procent van het BBP (tussen de 2,8 en 4,2 procent per jaar) is echter nog steeds sprake van lagere groei, tussen de 0,6 en 2,0 procentpunt per jaar. Dat deze groeiverlaging van belang is blijkt uit een berekening van het verlies aan BBP bij de gemiddelde duur van een periode van excessieve overheidsschuld (23 jaar): minimaal 13%! Ook na correctie wijzen de berekeningen dus op een negatieve relatie tussen excessieve overheidsschuld en economische groei.
De reputatie van Reinhart en Rogoff
De reactie van Reinhart en Rogoff stelt teleur. Deze lijkt erop gericht te zijn reputatieschade zoveel mogelijk te beperken, maar juist door vast te houden aan het eigen gelijk en de kritiek niet serieus te nemen, hebben de economen mogelijk de reputatieschade juist vergroot. Dat is jammer, aangezien de onderzoeksresultaten in de kern overeind blijven. Een toekomstige Nobelprijs lijken de twee in elk geval op hun buik te kunnen schrijven.
Economische wetenschap
De affaire schaadt ook de economische wetenschap. Het gewraakte artikel was gepubliceerd in een uitgave van de American Economic Review, een van de meest toonaangevende economische vaktijdschriften. En hoewel fouten altijd kunnen voorkomen en dubieuze aannames al helemaal, zal de redactie van het tijdschrift niet bepaald gelukkig zijn met de affaire.
Tot slot
De affaire lijkt alleen maar verliezers te kennen. Maar je kunt het ook omdraaien. Een crisis kan leiden tot bezinning. Bezinning op de maatstaven die bij onderzoek moeten worden gehanteerd, op de wijze waarop onderzoek door vakgenoten moet worden beoordeeld en op de wijze waarop onderzoeksresultaten in de media worden gepresenteerd. Bezinning die goed is voor zowel wetenschappers als de wetenschap.
Het komt mij voor dat er in elk geval drie economen zijn die het werk van de peer reviewers gelukkig overgedaan hebben respectievelijk eigenlijk gedaan hebben. Dat kan van al die economen die het artikel van Reinhart en Rogoff klakkeloos nagekauwd hebben niet gezegd worden. De affaire kent in elk geval dus enige winnaars en als de rest er ook wat van geleerd heeft, is dat mooi meegenomen. Zulke belangrijke conclusies ophangen aan een spreadsheetje is levensgevaarlijk.