De verdienste van Thomas Piketty is dat hij het onderwerp ongelijkheid bovenaan de agenda heeft gezet. Waarom schrijf ik dit nu? Ten eerste omdat de leermeester van Piketty, de Britse econoom Tony Atkinson, onlangs een bezoek aan Nederland bracht. Ten tweede omdat Atkinson hier was om zijn nieuwste boek te promoten dat gaat over ongelijkheid (Inequality. What Can Be Done?). Atkinson wijst overigens op een heel ander facet van ongelijkheid: werkloosheid. Zijn stelling is dat de werkloosheid in Europese landen inmiddels onaanvaardbare proporties heeft aangenomen. Hij pleit dan ook voor een compleet ander Europees beleid. De ECB zou niet langer alleen prijsstabiliteit, maar ook lage werkloosheid moeten nastreven. Maar niet alleen over werkloosheid heeft Atkinson verfrissende ideeën. Hij wijst ook op het verschil tussen twee vormen van ongelijkheid: ongelijkheid in uitkomsten en ongelijkheid in kansen.
Ongelijkheid in uitkomsten
Ongelijkheid in economische uitkomsten wordt algemeen als onwenselijk gezien. Het voelt niet goed dat de een het geluk treft en zorgeloos als miljonair door het leven wandelt en de ander door pech wordt omarmd en zijn leven lang de eindjes aan elkaar moet knopen. Het is deze ongelijkheid van uitkomsten die belastingen op consumptie, inkomsten en vermogen rechtvaardigt. Helaas zijn deze belastingen echter niet zonder vervelende economische bijwerkingen. Bovendien is niet elke ongelijkheid onwenselijk. We kijken heel anders aan tegen een hoog inkomen of vermogen wanneer we weten dat dit niet zozeer het gevolg is van dom geluk, maar van eigen inspanning. Zie daar de onmogelijke spagaat waar belastingpolitiek van oudsher in verkeert: positieve en negatieve economische effecten die altijd samengaan omdat de factoren geluk en pech nu eenmaal niet te registreren zijn.
Ongelijkheid in kansen
Maar er is nog een vorm van ongelijkheid: ongelijkheid van kansen. Over deze vorm van ongelijkheid bestaat meer eenstemmigheid. Ieder zou evenveel kans moeten hebben op economisch fortuin en ongelijkheid op dit vlak zou zoveel mogelijk door overheidsbeleid moeten worden bestreden. Dit ideaal verklaart waarom bij voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg aan toegankelijkheid een hoge waarde wordt toegekend.
Belasting op erfenissen
In dit verband is de discussie over de belasting op erfenissen interessant. Volgens de economische theorie zou het accent bij belastingheffing moeten liggen op díe belastingen die relatief weinig schade toebrengen aan de economie. Dit pleit voor een hoge erfenisbelasting. Overlijden komt vaak onverwacht. Een erfenisbelasting heeft dan per definitie geen verstorend effect op wat voor economische beslissing dan ook van de erflater.
Gelijke verdeling van kansen
Het ideaal van gelijkheid van kansen wijst op een tweede voordeel van een hoge erfenisbelasting. Kinderen uit rijke gezinnen treffen het beter dan kinderen uit minder rijke gezinnen wat betreft opvoeding, onderwijs en erfenissen. Een hoge erfenisbelasting maakt het belang van de laatste factor minder groot en draagt daarmee bij aan een meer gelijke verdeling van kansen.
Economische groei
Er bestaat nog een derde positief effect van hoge erfenisbelastingen en dat is economische groei. Vorig jaar nog werd in een OESO-studie geconstateerd dat meer economische ongelijkheid gepaard gaat met een lager tempo van economische groei. Of dit ook daadwerkelijk zo is, is nog niet helemaal duidelijk. Dat komt onder andere omdat het statistisch gezien moeilijk is de effecten van geleidelijke veranderingen aan te tonen. De mate van ongelijkheid in een land is hiervan een voorbeeld: als deze verandert in de tijd, is dat veelal geleidelijk.
Nieuw onderzoek
Nieuw onderzoek kan ons wat dit betreft verder helpen. In die zin heeft de Piketty revolutie niet alleen betekenis voor het economisch beleid, maar ook voor het economisch onderzoek. En natuurlijk voor diegenen die nog steeds denken dat economen alleen maar geïnteresseerd zijn in economische groei.