Schadelijke beleidsconcurrentie

Over veel dingen zijn economen het oneens; concurrentie hoort daar uitdrukkelijk niet bij. Economen beschouwen concurrentie als een goede zaak. Concurrentie houdt ondernemers scherp en stimuleert hen tot verandering en innovatie. Concurrentie voorkomt ook dat er onnodig veel winst wordt gemaakt en onnodig veel aan managers en eigenaren van bedrijven wordt uitgekeerd. In al deze opzichten dient concurrentie het belang van de consument. Economen beschouwen concurrentie dan ook als een publiek goed. Dus is het aan de overheid om mededingingsbeleid te voeren teneinde een gebrek aan concurrentie te voorkomen, ofwel: weg met monopolies en hulde aan nieuwkomers!

Bijwerkingen
Laten we eerlijk zijn, concurrentie kent ook ongunstige bijwerkingen. Concurrentie betekent hoge uitgaven aan reclame en marketing, want iedere onderneming moet zich van zijn concurrenten onderscheiden. Deze uitgaven zien economen als verspilling. Want als alle ondernemingen zich door middel van reclame en marketing proberen te onderscheiden, zal het netto effect nihil zijn en resteren de uitgaven aan reclame en marketing die beter aan andere zaken hadden kunnen worden besteed.

Landen concurreren
Maar niet alleen bedrijven concurreren, ook landen concurreren met elkaar. Landen voeren economisch beleid dat erop is gericht zichzelf te bevoordelen ten koste van andere landen. Denk aan beleid dat via lage belastingen en fiscaal gunstige regelingen internationale bedrijven probeert over te halen zich hier te vestigen. Denk ook aan de competitieve devaluaties die landen in de vorige eeuw inzetten teneinde exporten te bevorderen en importen te weren. Ook nu geldt dat wanneer alle landen dergelijk beleid voeren, het netto effect nul is. En dat maatschappelijke schade resteert. In het eerstgenoemde voorbeeld van publieke activiteiten die moeten worden gestaakt omdat er te weinig belastingopbrengsten worden gegenereerd, in het laatstgenoemde voorbeeld van inflatie die wordt georganiseerd alleen om de externe waarde van de eigen valuta te verlagen.

Monetaire verruiming
Het huidige monetaire beleid is een ander voorbeeld. Monetaire verruiming betekent rentedaling en rentedaling betekent kapitaaluitstroom. Internationale beleggers herschikken hun portefeuilles ten gunste van andere landen. En dat betekent weer depreciatie van de valuta van het land in kwestie. Net als de devaluaties in de vorige eeuw stimuleert dit de export en ontmoedigt het de import en is het bevorderlijk voor de eigen economische ontwikkeling (en overheidsfinanciën). Maar dat niet alleen: monetaire verruiming pakt averechts uit voor andere landen. Die zien kapitaal toestromen, hun valuta appreciëren en dus hun handelsbalans verslechteren. Zouden deze landen daardoor geneigd zijn het beleid van monetaire verruiming te kopiëren? Inderdaad, dat is de essentie van competitie: alle landen storten zich in dezelfde rat race met uiteindelijk slechts verliezers tot gevolg.

VS, Japan, eurozone
Dat we de laatste jaren in de praktijk wel wisselkoersbewegingen hebben gezien, heeft ermee te maken dat de monetaire verruiming niet overal even groot is en niet op hetzelfde moment is ingezet. Na aanvang van de crisis gingen de VS en Japan als eerste over op monetaire verruiming met een daling van de US dollar en yen en stijging van de euro tot gevolg. De eurozone volgt pas jaren later, met een daling van de euro en een stijging van vooral de dollar tot gevolg.

Maatschappelijke schade
De maatschappelijke schade van deze monetaire verruiming kent vele gezichten. Allereerst uiteraard de inflatie. Met direct als kanttekening dat nu zelfs niet van een klein beetje inflatie sprake is en dat dit ook in de toekomst niet hoeft te zijn wanneer de verruiming weer tijdig ongedaan gemaakt wordt. Of dat zal gebeuren is echter de vraag en dus moet wel degelijk met een (fors) inflatierisico worden rekening gehouden. Daarnaast het effect van de lage rente op het schuldbeleid van overheden. Wie gaat er nu niet heel veel geld uitgeven als het bijna gratis is? Een sterkere oploop van overheidsschulden is aannemelijk, niet direct, maar na enige tijd. Voor andere spelers in de economie dan de overheid geldt hetzelfde: banken, verzekeraars, pensioenfondsen, bedrijven, huishoudens, allemaal worden ze door de lage rente gestimuleerd minder te sparen en meer schuld aan te gaan. Goedkoop geld heeft een sterk verslavend karakter. Zelfs wanneer de wereld door een crisis hardhandig wordt gewezen op de nadelen van te grote afhankelijkheid van schulden, blijkt het verdomd moeilijk schuldreductie absolute prioriteit te geven.

Wie ziet er toe op beleidsconcurrentie?
Ondernemingen zijn geneigd te weinig te concurreren. Mededingingsautoriteiten zien daarom toe op concurrentie tussen ondernemingen. Landen hebben de neiging te veel te concurreren. Wie ziet er toe op beleidsconcurrentie?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *