Toch klopt het niet. Om drie redenen. Reden 1: de belastinguitruil doet een groter deel van de belastingen terechtkomen bij gepensioneerden. Voor gepensioneerden gelden dezelfde btw-tarieven als voor werkenden, maar lagere Box 1 IB-tarieven. Een verlaging van de belasting op arbeidsinkomen cum verhoging van de belasting op consumptie verschuift dus belastingafdrachten van werkenden naar gepensioneerden. Dit zal de werking van de arbeidsmarkt verbeteren.
Reden 2: de verlaging van de inkomstenbelasting verlaagt de replacement rate van werkloosheidsuitkeringen. Een dergelijke belastingverlaging verhoogt zowel netto loon als netto werkloosheidsuitkering, maar heeft geen invloed op de waarde van vrije tijd die een uitkeringsgerechtigde meer dan een werkende geniet. Effectief stijgt het netto loon dus harder dan de netto uitkering en daalt de replacement rate. Dit zal matigend werken op looneisen. Ook dit zal de werking van de arbeidsmarkt verbeteren.
Reden 3: de risico’s voor werkenden worden vergroot. Een belasting op arbeidsinkomen fungeert als een verzekering. Valt iemands looninkomen toevallig hoog (laag) uit, dan deelt de overheid in het risico door hogere (lagere) belastingafdrachten te eisen. Een lagere belasting op arbeidsinkomen vergroot dus de risico’s voor werkenden. Dit zal de werking van de arbeidsmarkt verslechteren.
Tot een duidelijke conclusie komen we niet. Op basis van de eerste twee argumenten is de voorgestelde belastinguitruil attractief, op basis van het laatste argument juist niet. Zonder kwantificering kan het beleidsvoorstel dus niet van een beoordeling worden voorzien. Toch brengen de drie argumenten ons een stap verder. Alle drie maken ze duidelijk dat de suggestie dat de belastinguitruil zonder effect zal zijn, te eenvoudig is om zomaar te kunnen worden overgenomen.